Hoe kan je leerlingen motiveren?

Door het model van Zimmerman toe te passen en gebruik te maken van deze praktische strategieën, kunnen leerkrachten de motivatie van leerlingen in de klas versterken. Door het creëren van duidelijke doelen, het bevorderen van zelfvertrouwen en het benadrukken van de relevantie van het leren, kunnen we leerlingen helpen om gemotiveerd, betrokken en succesvol te zijn in hun educatieve reis.

Wat is zelfregulerend leren?

Metacognitie en zelfregulerend leren zijn erop gericht leerlingen zelf concreter te laten nadenken over hun leerproces. Vaak krijgen ze speciale programma’s aangereikt om te leren hoe ze hun leerproces kunnen plannen, monitoren en evalueren. De interventies zijn doorgaans zo ingericht dat leerlingen zelf hun strategie kunnen bepalen en leren wat de beste aanpak is voor een bepaalde leertaak.

Zelfregulerend leren kan in drie hoofdcategorieën worden onderverdeeld:

  • cognitie (het mentale proces van weten, begrijpen en leren);
  • metacognitie (vaak omschreven als ‘leren leren’);
  • motivatie (de bereidheid om onze (meta)cognitieve vaardigheden in te zetten).
 
In dit artikel wordt er toegespitst op de motivatie. Er zijn enkele modellen rond zelfregulerend leren. Het GO! kiest voor de bril van Zimmerman. 
Hij beschouwt zelfregulatie als een cyclisch proces dat bestaat uit drie fases: de planningsfase, de uitvoeringsfase en de reflectiefase
(Zimmerman, 1998). De planningsfase heeft betrekking op de activiteiten die vóór het effectieve leren
plaatsvinden. De uitvoeringsfase heeft betrekking op de processen en activiteiten tijdens de uitvoering van het leerproces. Tot slot heeft de reflectiefase betrekking tot de activiteiten waarmee teruggekeken wordt op het leerproces.

Zelfmotivatie

Zelfmotivatie binnen het kader van zelfregulerend leren verwijst naar het vermogen van individuen om hun eigen motivatie te reguleren en te behouden tijdens het leerproces. Zelfmotivatie bevindt zich in het model voor het leren. 

In totaal zijn er vijf vaardigheden die hiervoor van toepassing zijn. Is er een vaardigheid minder, kan je kijken waar je wel jouw motivatie kan gaan bijtanken.

Als je bijv. kijkt naar jouw leerlingen kan je voor elke leerling eens kijken welke vaardigheid heeft deze leerling niet en welke wel. Hoe kunnen we die ene vaardigheid dan versterken, zodat deze leerling toch meer motivatie krijgt. Of hoe kunnen we andere motivatiebronnen aanwakkeren?

“De leerling is overtuigd van zijn capaciteiten om deze taak succesvol uit te voeren. Het is duidelijk dat het gevoel van bekwaamheid sterk afhankelijk is van de context. In sommige vakgebieden voelt de leerling zich meer competent dan in andere. Wanneer je vertrouwen hebt in jouw vaardigheden, ben je meer geneigd om ambitieuzere doelen te stellen, proactief naar de beste aanpak te zoeken en oplossingen te vinden voor eventuele tegenslagen.

Om dit vertrouwen te vergroten, zijn er enkele handige tips die je, als leerkracht, kan toepassen. Belangrijk hierbij is dat je dit eerst aanleert aan hen alvorens je dit kan verwachten. Wees hierbij ook model: 

  1. Adopteer een groeimindset, waarbij je gelooft dat de vaardigheden en capaciteiten ontwikkeld kunnen worden door toewijding en inspanning.
  2. Stel haalbare doelen op die uitdagend genoeg zijn om de leerlingen te motiveren, maar niet ontmoedigend.
  3. Gebruik helpende gedachten om negatieve zelfspraak te vervangen door positieve affirmaties die mijn zelfvertrouwen versterken.
  4. Investeer tijd in het verkrijgen van inzicht in hun eigen talenten en sterke punten, zodat ze dit effectiever kunnen benutten en ontwikkelen.

Met deze aanpak kan je de leerlingen hun zelfvertrouwen vergroten en hun uitdagen om hun volledige potentieel te bereiken.”

De leerling gelooft in zijn slaagkansen, maar begrijpt ook dat elke dag anders kan zijn. Soms kan een slechte nachtrust of persoonlijke problemen, zoals de echtscheiding van zijn ouders, zijn prestaties beïnvloeden.

Het vermogen om zichzelf in te schatten op basis van zijn competenties is essentieel voor de leerling. Het is een vaardigheid die hij moet ontwikkelen. Als hij merkt dat het niet zo goed gaat als gehoopt, kan hij zijn doelen bijstellen naar wat realistischer is op dat moment.

Bijvoorbeeld, als zijn oorspronkelijke doel was om 10 rondjes te rennen, maar hij voelt zich niet in staat om dat te halen vanwege de omstandigheden, kan hij besluiten om tevreden te zijn met 5 rondjes. Het gaat erom dat hij flexibel genoeg is om zijn doelen aan te passen aan de situatie en tegelijkertijd zijn geloof in zijn capaciteiten behoudt.

De leerling vindt het nuttig of belangrijk om te leren, maar soms is het niet meteen duidelijk waarom een bepaald onderwerp of vak relevant is.

Het is niet ongebruikelijk dat leerlingen niet direct begrijpen waarom een bepaald thema of vak belangrijk is. Het is echter cruciaal om hen te helpen begrijpen waarom het relevant en zinvol is voor henzelf.

Door hen te stimuleren om na te denken over de redenen waarom iets belangrijk is, creëer je meer interactie en betrokkenheid. Door te vragen naar minstens drie redenen waarom iets nuttig is, geef je impliciet al aan dat je ervan uitgaat dat het relevant is, wat hun denkproces kan stimuleren.

Het is bewezen dat hoe meer een leerling het nut van iets inziet, hoe groter zijn motivatie is om erover te leren. Het is dus van essentieel belang om een context te bieden waarin de relevantie van het leerstofmateriaal duidelijk wordt gemaakt, zodat de leerlingen gemotiveerd blijven om zich te engageren en te leren.

De interesse van een leerling in een opdracht wordt vaak bepaald door emotionele en cognitieve factoren. Emotionele aspecten spelen bij taakinteresse een belangrijke rol, terwijl de taakwaarde meer cognitief van aard is. Het gaat bij taakinteresse om de intrinsieke motivatie die wordt aangewakkerd.

Als een leerling een sterke passie heeft voor taal, zal hij waarschijnlijk meer gemotiveerd zijn voor taalvakken dan voor bijvoorbeeld wiskunde. Deze interesse en passie voor een bepaald onderwerp kunnen de motivatie van de leerling aanzienlijk versterken en zijn betrokkenheid bij de opdracht vergroten.

Het is daarom van belang om als docent rekening te houden met de individuele interesses en passies van de leerlingen, zodat zij zich meer betrokken voelen bij de opdrachten en gemotiveerd blijven om zich in te zetten voor hun leerproces.

Waarom wil de leerling iets bereiken? Deze vraag raakt aan verschillende benaderingen die een rol spelen in het leerproces.

Enerzijds is er de prestatiegerichte benadering, waarbij de leerling zijn succes afmeet aan anderen. Dit kan leiden tot gevoelens van schaamte wanneer fouten worden gemaakt.

Anderzijds is er de leergerichte aanpak, waarbij de focus ligt op het individueel beoordelen of de leerling iets onder de knie heeft. Deze benadering wordt vaak beschouwd als de meest optimale vorm van motivatie, omdat het de leerling in staat stelt zijn eigen groei te zien en te waarderen.

Het is belangrijk om beide benaderingen te combineren in het leerproces.

Een voorbeeld van hoe dit kan worden toegepast is bij het leren van de tafels. In veel scholen wordt dagelijks geoefend met de tafels. Door de leerlingen hun eigen prestaties te laten volgen en deze te bekijken op basis van hun individuele vooruitgang, leren ze zichzelf te vergelijken en te streven naar persoonlijke verbetering, in plaats van zich te meten aan anderen. Bijvoorbeeld, als een kind vandaag 6 van de 10 tafels correct heeft beantwoord, wordt hem of haar aangemoedigd om morgen te streven naar 7 van de 10 correct, en zo verder. Op deze manier leren ze zichzelf te motiveren en waarderen ze hun eigen groei en prestaties.

Download hier de volledige poster ‘Zelf-regulerend leren’ via het model van B. Zimmerman.